ziekte uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ziek·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitzieken

ziekte uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitzieken
    • Ik ziekte uit. 
    • Jij ziekte uit. 
    • Hij, zij, het ziekte uit. 


Gangbaarheid