zette gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·te ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkzetten

zette gelijk

  1. enkelvoud verleden tijd van gelijkzetten
    • Ik zette gelijk. 
    • Jij zette gelijk. 
    • Hij, zij, het zette gelijk. 
  2. aanvoegende wijs van gelijkzetten


Gangbaarheid