zelfmonitoring

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·mo·ni·to·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfmonitoring
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfmonitoringv

  1. zichzelf controleren en op grond daarvan acties te ondernemen
     Via zelfmonitoring krijgen ze een beter beeld van hun aandoening en kunnen zorgverleners door de informatie hulp meer op maat snijden. Ook kunnen ze soms korte vragen stellen.[1]
     Er is net een onderzoek gestart bij het Universitair Medisch Centrum Groningen, waarin door uitgebreide zelfmonitoring via een app wordt bekeken of een terugval vroegtijdig kan worden gesignaleerd (meedoen kan nog: zie transid.nl).[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Hans Brok
    “UT: patiënten geen idee wat ze met e-health hulpsites aanmoeten” (18-12-2017), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “Waarom stoppen met antidepressiva zo moeilijk is” (9 oktober 2017), de Volkskrant