zeil af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeil af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzeilen

zeil (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeilen
    • Ik zeil af. 
  2. gebiedende wijs van afzeilen
    • Zeil af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeilen
    • Zeil je af? 

Gangbaarheid