zeil af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeil af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afzeilen |
zeil (...) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeilen
- Ik zeil af.
- gebiedende wijs van afzeilen
- Zeil af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzeilen
- Zeil je af?
Gangbaarheid
- Het woord zeil af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.