zeg aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanzeggen

zeg aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzeggen
    • Ik zeg aan. 
  2. gebiedende wijs van aanzeggen
    • Zeg aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanzeggen
    • Zeg je aan? 


Gangbaarheid