Naar inhoud springen

zaliger

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 26 apr 2017 om 20:52 (→‎top: prevalentie-informatie met AWB)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·li·ger

Bijvoeglijk naamwoord

zaliger

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van zalig
    • Die taart was nog zaliger dan voorheen. 
  2. genitief v achtergeplaatst: wijlen, overleden
    • Dat heb ik nog van mijn grootmoeder zaliger. 
Opmerkingen
  • [2] Dit is een afkorting voor zaliger nagedachtenis: van zalige nagedachtenis.

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be