zaga
Uiterlijk
- za·ga
enkelvoud | meervoud |
---|---|
zaga | zagas |
zaga v
- achterkant, achterste deel
- achterhoede
- a la ~, en ~ , helemaal achteraan
- dejar en ~ , achter zich laten
- quedar en ~ , achterblijven
- no ir en ~ , niet onderdoen
- zaga in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española