witte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wit·te

Bijvoeglijk naamwoord

witte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van wit
     Ik liep op een tapijt van kleine witte en roze bloemen en kon mijn geluk niet op.[1]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
witten

witte

  1. enkelvoud verleden tijd van witten
    • Ik witte. 
    • Jij witte. 
    • Hij, zij, het witte. 
  2. aanvoegende wijs van witten

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be