wiskundedocent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wis·kun·de·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wiskundedocent | wiskundedocenten |
verkleinwoord | wiskundedocentje | wiskundedocentjes |
Zelfstandig naamwoord
de wiskundedocent m
- een leraar die les geeft in het vak wiskunde