wirwar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wir·war
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘dooreenwarreling’ voor het eerst aangetroffen in 1820 [1]
- samenstelling van wir en war [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wirwar | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
wirwar m
- ordeloos, chaotisch onontwarbaar geheel
- Het stadshart, met zijn wirwar van straatjes, is goed bewaard gebleven doordat Crema zich altijd buiten de stadsmuren heeft uitgebreid.
Gangbaarheid
- Het woord wirwar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "wirwar" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "wirwar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wirwar op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be