winkelwijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·kel·wijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelwijk winkelwijken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de winkelwijkv / m

  1. deel van een stad met veel winkels zijn
     Nadat ze de ambassade hadden verlaten, besteedden ze een paar uur aan het zich toerusten in de winkelwijk van Bonn, al was het waarschijnlijk beter gegaan in Keulen, dat een veel grotere en levendigere stad was.[1]
     In een winkelwijk in het oosten van de stad bracht een tweede aanslagpleger zijn riem met explosieven tot ontploffing; daarbij zouden twee dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Andere bronnen melden dat er negen mensen zijn gedood bij de twee aanslagen. Ook raakten bijna twintig mensen gewond.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron “Iraakse leger begint offensief om westen Mosul te heroveren” (Zaterdag 18 februari 2017), NOS