wijkwinkelcentrum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wijk·win·kel·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van wijk en winkelcentrum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijkwinkelcentrum | wijkwinkelcentra wijkwinkelcentrums |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het wijkwinkelcentrum o
- een winkelcentrum die zich niet in het stadscentrum van een stad bevindt, maar in een wijk daarbuiten
- Het wijkwinkelcentrum bedient vooral inwoners van de omliggende wijk.