wijkgericht

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wijk·ge·richt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wijkgericht wijkgerichter wijkgerichtst
verbogen wijkgerichte wijkgerichtere wijkgerichtste
partitief wijkgerichts wijkgerichters -

Bijvoeglijk naamwoord

wijkgericht

  1. van een organisatie of dienst dat deze werkt binnen één wijk
    • Een jaar geleden begon ZorgAccent met het aanbieden van thuiszorg volgens de nieuwe vorm ‘wijkgericht werken’. Dit betekende een omslag voor de organisatie van de thuiszorg waarbij kleine, zelfstandige teams van maximaal twaalf zorgverleners vanaf een werkplek dicht bij ‘hun’ wijk thuiszorg verlenen. [1] 
    • De fundering op de foto dient voor het nieuwe verpleeghuis, dat 50 bedden krijgt. Eind volgend jaar is de oplevering gepland. Vervolgens wordt er opnieuw gesloopt op het Eltheto-terrein, om onder meer ruimte te maken voor appartementen van De Goede Woning en een wijkgericht service-centrum. Medio 2015 moet het nieuwe Eltheto klaar zijn. [2] 
    • Het nieuwe wijkgericht werken slaat aan. Een wijkcoördinator die processen vlot trekt als de boel vast dreigt te lopen, blijkt een schot in de roos. De gemeente wil doorgaan met deze aanpak. [3] 
    • In december 2010 hield toenmalig minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) een toespraak voor een groep politieagenten op een congres over ‘wijkgericht politiewerk’. Het mooie nieuws is, zei hij, dat de politie „eind volgend jaar nagenoeg” zal voldoen aan de norm die de Tweede Kamer heeft vastgesteld: één wijkagent op vijfduizend burgers. [4] 


Gangbaarheid


Verwijzingen