wielrent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wiel·rent
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wielrennen

wielrent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wielrennen
    • Jij wielrent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wielrennen
    • Hij wielrent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wielrennen
    • Wielrent! 
    • In zijn vrije tijd wielrent (…) hij nog wel, en voetbalt hij als midden midden bij de lagere club Gentse Kopbalshotters FC. [1]
    • Dan zie je hem 's middags in het reusachtige Stadium, of op de tennisbanen, of op de tribune van het Nouveau Phalère, waar men wielrent en voetbalt van den derden rang. [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen