werkten op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·ten op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opwerken

werkten (...) op

  1. meervoud verleden tijd van opwerken
    • Wij werkten op. 
    • Jullie werkten op. 
    • Zij werkten op.