werkles
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van werken ww en les zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkles | werklessen |
verkleinwoord | werklesje | werklesjes |
Zelfstandig naamwoord
- activiteit op school waarbij de leerlingen zelfstandig met hun 'huiswerk' bezig zijn
- “Behalve lessen van 45 minuten krijgt onze school vanaf augustus ook lessen van 60, 80, 100 en 120 minuten. Eigenlijk kun je niet eens meer spreken van dé les, want iedere les heeft een ander karakter: instructieles, werkles of zelfstudie. [1]
- 'Ik heb wel veel geluk op vrijdagmiddag met mijn mentor. Van hem heb ik, na een tussenuur, het zesde uur eigenlijk een werkles wiskunde. Maar als ik hem laat zien dat ik thuis al vooruit heb gewerkt, mag ik wegblijven en kan ik iets vroeger op de trein stappen naar Amstelveen.' [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'werkles' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkles" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Danielle Pinedo 26 maart 1998 De roostermaker
- ↑ NRC Aranka Klomp 6 april 2002 Wat kun jij voor anderen betekenen?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be