wendde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wend·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afwenden

wendde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afwenden
    • Ik wendde af. 
    • Jij wendde af. 
    • Hij, zij, het wendde af. 


Gangbaarheid