waterpoloot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·po·loot

Werkwoord

vervoeging van
waterpoloën

waterpoloot

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
    • Jij waterpoloot. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waterpoloën
    • Hij waterpoloot. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van waterpoloën
    • Waterpoloot! 

Gangbaarheid