waterpoloën/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van waterpoloën
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		waterpoloën			te waterpoloën
	toekomend		zullen waterpoloën			te zullen waterpoloën
voltooid	tegenwoordig		gewaterpolood			te gewaterpolood
	toekomend		gewaterpolood zullen			gewaterpolood te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	waterpoloënd		gewaterpolood			ev. waterpolo	mv. verouderd waterpoloot	waterpoloë
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	waterpolo	waterpoloot	waterpoloot	waterpoloot	waterpoloot	waterpoloën	waterpoloën	waterpoloën
verleden (o.v.t.)	waterpolode	waterpolode	waterpolode	waterpolode	waterpolode	waterpoloden	waterpoloden	waterpoloden
toekomend (o.t.t.t.)	zal waterpoloën	zult/zal waterpoloën	zult/zal waterpoloën	zult waterpoloën	zal waterpoloën	zullen waterpoloën	zullen waterpoloën	zullen waterpoloën
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou waterpoloën	zou waterpoloën	zou(dt) waterpoloën	zoudt waterpoloën	zou waterpoloën	zouden waterpoloën	zouden waterpoloën	zouden waterpoloën
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij