waterpassen

Uit WikiWoordenboek
Waterpassen.


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·pas·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
waterpassen
waterpaste
gewaterpast
zwak -t volledig

Werkwoord

waterpassen

  1. overgankelijk het meten van hoogteverschillen en afstanden (weliswaar met lage nauwkeurigheid) tussen punten in het landschap met behulp van een waterpasinstrument
    • In het "Lutterzand" werd een terrein van 20 ha opgenomen en gewaterpast.[1] 

Zelfstandig naamwoord

de waterpassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waterpas

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. blz 118 Tijdschrift der Nederlandsche Heidematschappij, volumes 14-15, 1902
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be

Meer informatie