waterfabriek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wa·ter·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waterfabriek | waterfabrieken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de waterfabriek v
- fabriek die water maakt, bijvoorbeeld drinkwater uit brak water