walgelijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wal·ge·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw

afleiding van walgelijk met het achtervoegsel -heid

enkelvoud meervoud
naamwoord walgelijkheid walgelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de walgelijkheidv [1]

  1. de mate waarin iets fysieke of morele walging en afkeer opwekt
    • Op internet oversteeg de verontwaardiging over de hypocrisie van Van den Belt en consorten die over de agressieve halvezolen. Het toegeven aan de terreur had het in walgelijkheid gewonnen van de terreur zelf. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen