walgelijkheid
Uiterlijk
- wal·ge·lijk·heid
afleiding van walgelijk met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | walgelijkheid | walgelijkheden |
verkleinwoord |
- de mate waarin iets fysieke of morele walging en afkeer opwekt
- Op internet oversteeg de verontwaardiging over de hypocrisie van Van den Belt en consorten die over de agressieve halvezolen. Het toegeven aan de terreur had het in walgelijkheid gewonnen van de terreur zelf. [2]
- Het woord walgelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ HP de Tijd FRANK HEINEN 2 APR 2014 Over Dwight Lodeweges en het gemak van verontwaardiging