wadloop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wad·loop
Woordherkomst en -opbouw
- wadlopen zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wadloop | |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de wadloop m
- wandeltocht over terrein dat alleen bij eb toegankelijk is
- Door het afnemende water kwam de vloot droog te liggen, zodat sommige opvarenden een gedwongen wadloop te wachten stond. [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wadlopen |
wadloop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wadlopen
- Ik wadloop.
- gebiedende wijs van wadlopen
- Wadloop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wadlopen
- Wadloop je?
- Hooguit ga ik een keertje de Waddenzee op, en hoewel daar vast wel iets aan onbewoonds te vinden is qua eilandjes (Rottum) lijkt het me sterk dat iemand daar voor langere tijd stranden kan; met een beetje geluk wadloop je desnoods terug naar de bewoonde wereld. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'wadloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "Boten stranden voor Ameland" in: De Telegraaf jrg. 98 nr. 31889 (31 juli 1990); p. 10 kol. 6; geraadpleegd 2017-06-18
- ↑ Op een onbewoond eiland (12 april 2015) op website: vegoenecoenzo.wordpress.com; geraadpleegd 2017-06-18
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal