vriest af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vriest af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvriezen

vriest (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvriezen
    • Jij vriest af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvriezen
    • Hij vriest af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afvriezen
    • Vriest af!