vloek uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloek uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvloeken

vloek (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeken
    • Ik vloek uit. 
  2. gebiedende wijs van uitvloeken
    • Vloek uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvloeken
    • Vloek je uit? 

Gangbaarheid