vliegveldeigenaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·veld·ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegveldeigenaar vliegveldeigenaars
vliegveldeigenaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vliegveldeigenaarm

  1. persoon of organisatie die een plaats bezit waar vliegtuigen kunnen landen en opstijgen
Opmerkingen
  • In het juridisch taalgebruik is er een onderscheid tussen bezitter (feitelijk) en eigenaar (rechtmatig), maar in gewoon Nederlands wordt dit onderscheid vaak niet gemaakt.

Gangbaarheid