vind weer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vind weer
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
weervinden |
vind (...) weer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weervinden
- Ik vind weer.
- gebiedende wijs van weervinden
- Vind weer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weervinden
- Vind je weer?