vierjarenplan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·ja·ren·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vierjarenplan vierjarenplannen
verkleinwoord vierjarenplannetje vierjarenplannetjes

Zelfstandig naamwoord

het vierjarenplano [1]

  1. (politiek) de voornemens of het beleid voor de komende vier jaren
     Timmerman-Buck had een ander speerpunt, vertelt ze. "Mijn visie was vooral dat de Kamer meer moest zijn dan de som van de fracties. Ik wilde de Kamer als instituut laten functioneren." Bij haar aantreden kwam de nieuwe voorzitter met een vierjarenplan. "Daarin stond onder meer dat we bewindspersonen voortaan gingen houden aan toezeggingen die ze hadden gedaan. Dus als ze zeiden 'dat ga ik onderzoeken', dan kwamen wij daar bij hen op terug."[2]
     Rutger Tijssen, de coach van Ireen Wüst, hoorde anderhalve week geleden dat Justlease wellicht toch door wil als sponsor van het schaatsteam, maar dat er dan afscheid genomen zal worden van Ireen Wüst "omdat ze niet in het vierjarenplan past".[3]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron
    Guus Dietvorst
    “Eerste Kamer kiest nieuwe 'man met de hamer', maakt het uit wie het wordt?” (Dinsdag 2 juli 2019, 06:23), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Tijssen wilde niet liegen tegen Wüst: ze past niet in het plan” (Dinsdag 13 maart 2018, 21:20), NOS