vierden uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·den uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvieren

vierden (...) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitvieren
    • Wij vierden uit. 
    • Jullie vierden uit. 
    • Zij vierden uit. 

Gangbaarheid