vetusteit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·tus·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord vetusteit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vetusteitv

  1. waardevermindering voor veroudering
     De inventaris van de daar aanwezige voorwerpen doet aan een pandjeshuis denken. Links een rolmangel, die in geen betrekking staattot de collectie; een tafel die wellicht eenmaal vier pooten telde en niettegenstaande haar vetusteit niet als oudheid daar bewaard wordt; een door de wormen verteerde mand, gevuld met papieren, betrekking hebbende op vroegere besmettelijke ziekten een kast met een skelet, ten gebruike bij medische examens.[1]
     Aldus is zijn werk een begin en een einde. Het einde der romantische levensbeschrijving, welke, om de vetusteit rond de figuur te bewaren, een onwerkelijk tafereel opbouwde. Een begin? Het luidt sinds enkele jaren als axioma dat het neokantisme heeft uitgediend.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 oktober 2021 Weblink bron
    Victor de Stuers
    “Holland op zijn smalst.” (1873), DBNL
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 oktober 2021 Weblink bron
    H.J. de Vleeschauwer
    “Wijsbegeerte” (1928), DBNL