verzekerbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ze·ker·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling verzekeren met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verzekerbaar | verzekerbaarder | verzekerbaarst |
verbogen | verzekerbare | verzekerbaardere | verzekerbaarste |
partitief | verzekerbaars | verzekerbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
verzekerbaar [1]
- verzekerd kunnen worden
- ▸ Bedrijven en particulieren kunnen niet alleen bij verzekeraars aankloppen, maar ook bij de overheid voor een tegemoetkoming. Het kabinet heeft daarvoor de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in werking gesteld. Het gaat dan wel om schade die je niet zelf had kunnen verzekeren. Want die Wts is een vangnet voor schade die "niet verzekerbaar, niet verhaalbaar en niet vermijdbaar is".[2]
- ▸ Kirsten Palland van Milieu Centraal: "We raden aan om op tijd te beginnen. Dan blijft je huis waardevast, verkoopbaar en verzekerbaar. Het is slim om, net als in Dordrecht, dingen samen te doen. Dat kan een hoop regelwerk schelen en ook kosten als je samen een scherpere prijs kunt afdwingen".[3]
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord verzekerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Complexe schade, schaarste en covid bemoeilijken afhandeling watersnood” (Donderdag 11 november 2021, 06:55), NOS
- ↑ Weblink bron Hugo van der Parre“Kosten en onwetendheid staan verwijderen van asbestdaken in de weg” (Zaterdag 24 november 2018, 07:00), NOS