versnelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·snel·de
Bijvoeglijk naamwoord
versnelde
- verbogen vorm van de stellende trap van versneld
Werkwoord
vervoeging van |
---|
versnellen |
versnelde
- enkelvoud verleden tijd van versnellen
- Ik versnelde.
- Jij versnelde.
- Hij, zij, het versnelde.
- Ik versnelde.
- verbogen vorm van versneld, voltooid deelwoord van versnellen