versneld

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sneld
Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van versnellen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend
onverbogen versneld
verbogen versnelde
partitief versnelds

Bijvoeglijk naamwoord

versneld [1]

Werkwoord

vervoeging van: versnellen…
verbogen vorm: versnelde

versneld

  1. voltooid deelwoord van versnellen
  2. bijwoordelijk gebruikt
     Hij leefde na drie jaar versneld aflossen nu schuldenvrij met zijn gezin in de natuur.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be