verouderde
Uiterlijk
- Geluid: verouderde (hulp, bestand)
- ver·ou·der·de
vervoeging van |
---|
verouderen |
verouderde
- enkelvoud verleden tijd van verouderen
- Ik verouderde.
- Jij verouderde.
- Hij, zij, het verouderde.
- Ik verouderde.
- verbogen vorm van verouderd, voltooid deelwoord van verouderen
verouderde
- verbogen vorm van de stellende trap van verouderd