verexcuseren
Uiterlijk
- ver·ex·cu·se·ren
verexcuseren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verexcuseren |
verexcuseerde |
verexcuseerd |
zwak -d | volledig |
- spijt betuigen dat men ergens niet aanwezig kan zijn
- ▸ Als je ons nu wilt verexcuseren.[3]
- verontschuldigingen aanbieden
- ▸ Even later is er een blessurehandeling voor Depay, na een lelijke maar niet geconstateerde tik van Digne. De scheidsrechter lijkt zich vervolgens te verexcuseren dat hij de overtreding niet heeft gezien.[4]
- Het woord verexcuseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ verexcuseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jesse Ball“Het duikersspel” (2020), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021417974
- ↑ Weblink bron “Flitsend Oranje brengt Frankrijk zeldzame nederlaag toe” (Vrijdag 16 november 2018, 23:59), NOS