verexcuseerde
Uiterlijk
- ver·ex·cu·seer·de
vervoeging van |
---|
verexcuseren |
verexcuseerde
- enkelvoud verleden tijd van verexcuseren
- Ik verexcuseerde.
- Jij verexcuseerde.
- Hij, zij, het verexcuseerde.
- Ik verexcuseerde.
vervoeging van |
---|
verexcuseren |
verexcuseerde