verdeeldheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·deeld·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verdeeldheid verdeeldheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verdeeldheidv

  1. het niet één zijn van een groep, het onenigheid hebben
    • De verdeeldheid in de Republikeinse Partij hoeft niet per definitie voordelig te zijn voor de Democraten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be