vakantiepret
Uiterlijk
- va·kan·tie·pret
- samenstelling van vakantie zn en pret zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiepret | |
verkleinwoord | vakantiepretje | vakantiepretjes |
- het plezier dat men tijdens een vakantie heeft
- ▸ Weg vakantiepret: noodweer in Italië heeft op tal van plaatsen, waaronder dit vakantiepark, schade aangericht[1]
- ▸ Een azuurblauwe zee en hagelwitte stranden. Wie denkt dat de oorlog in Syrië de vakantiepret in het land bederft, heeft het mis. Althans, dat moet een filmpje van het Syrische ministerie van Toerisme ons doen geloven dat onlangs verspreid werd. "Je hebt het gevoel dat de Syrische regering de realiteit volledig kwijt is", zegt correspondent Inge Vrancken van de VRT.[2]
- ▸ Boete Schiphol vergalt vakantiepret[3]
- Het woord vakantiepret staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Week in beeld: kippeneieren, Kim en kampioenen” (Zaterdag 12 augustus 2017, 13:36), NOS
- ↑ Weblink bron “Wat nou oorlog: 'Syrië is altijd prachtig' zegt promotievideo” (Donderdag 1 september 2016, 09:00), NOS
- ↑ Weblink bron “Boete Schiphol vergalt vakantiepret” (Vrijdag 21 juni 2013, 07:56), NOS