uittypen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ty·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uittypen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uittypen
typte uit
uitgetypt
zwak -t volledig
  1. het met een toetsenbord uitwerken van een tekst die eerder is geschreven, gesproken of bedacht
    • Amice Een vriendin werkt bij een advocatenkantoor. Ze vertelt dat sommige advocaten daar nogal van de oude stempel zijn. Ze gebruiken nog een memorecorder waarop brieven worden ingesproken, waarna de secretaresse deze moet uittypen. [2] 
    • Holterman begon in 1967 met het uittypen van berichten en stencilen van Dorpsblad Kontakt, toen nog 'kerkblaadje' genoemd. Dat werd meegenomen in de kerk voor 10 cent. Niet alleen het kerknieuws werd erin vermeld, ook alle sport- en culturele activiteiten en overige nieuws in en rondom Bentelo. [3] 
    • Toen hij zijn spraakvermogen verloor, kon Hawking met zijn duim nog letters uittypen op een speciaal toetsenbord. Toen hij ook hier niet meer mee kon werken, maakte Intel een computer die middels een infraroodsensor de bewegingen van zijn wang kon detecteren. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen