uitleesbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·lees·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen uitleesbaar uitleesbaarder uitleesbaarst
verbogen uitleesbare uitleesbaardere uitleesbaarste
partitief uitleesbaars uitleesbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

uitleesbaar

  1. dat door een machine geproduceerde gegevens door een mens of een andere machine gelezen kunnen worden
    • Gelukkig waren de gegevens van de zwarte doos nog uitleesbaar zodat de oorzaak van de vliegramp gevonden kon worden. 

Gangbaarheid