uitbal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitbal uitballen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uitbalm

  1. (sport) een bal die bij voetbal of andere balsporten buiten het speelveld is geraakt
     Hij toonde zich met name een voorstander van de self-pass, waarbij een speler het spel direct mag hervatten na het toekennen van een overtreding of uitbal door de scheidsrechter. Dan wel door te gaan dribbelen, dan wel door de bal naar een medespeler te passen.[1]
     De uitbal in de allereerste minuut duwde Van Bronckhorst zo razendsnel in de handen van verdediger Bart Nieuwkoop dat Heracles de defensieve organisatie nog lang niet op orde had.[2]

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Nieuwe spelregels centraal tijdens 'Wedstrijd van de Toekomst'” (2-04-2018), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Kuyt en Feyenoord schrijven historie” (14-05-2017), Tubantia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be