uitbal
Uiterlijk
- uit·bal
- samenstelling van uit zn en bal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitbal | uitballen |
verkleinwoord |
de uitbal m
- (sport) een bal die bij voetbal of andere balsporten buiten het speelveld is geraakt
- ▸ Hij toonde zich met name een voorstander van de self-pass, waarbij een speler het spel direct mag hervatten na het toekennen van een overtreding of uitbal door de scheidsrechter. Dan wel door te gaan dribbelen, dan wel door de bal naar een medespeler te passen.[1]
- ▸ De uitbal in de allereerste minuut duwde Van Bronckhorst zo razendsnel in de handen van verdediger Bart Nieuwkoop dat Heracles de defensieve organisatie nog lang niet op orde had.[2]
- Het woord uitbal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitbal" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Nieuwe spelregels centraal tijdens 'Wedstrijd van de Toekomst'” (2-04-2018), NOS
- ↑ Weblink bron “Kuyt en Feyenoord schrijven historie” (14-05-2017), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be