tuig aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tuig aan
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aantuigen |
tuig aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantuigen
- Ik tuig aan.
- gebiedende wijs van aantuigen
- Tuig aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aantuigen
- Tuig je aan?
Gangbaarheid
- Het woord 'tuig aan' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.