Naar inhoud springen

trufferen

Uit WikiWoordenboek
  • truf·fe·ren

trufferen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
trufferen
truffeerde
getruffeerd
zwak -d volledig
  1. (voeding) (kookkunst) met truffels bereiden
21 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[3]