trot
Uiterlijk
- trot
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1583 [1] [2] [3] [4]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trot | - |
verkleinwoord | - | - |
vervoeging van |
---|
trotten |
trot
- Het woord trot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "trot" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ trot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ trot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ trot op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).