trawler

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  trawler    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• traw·ler

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels trawler, in de betekenis van ‘treiler’ voor het eerst aangetroffen in 1886

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	trawler	trawlers
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de trawler m

1. (scheepvaart) treiler

Hyponiemen

• hektrawler

Vertalingen

   1. zie: treiler   

Gangbaarheid

• Het woord trawler staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trawler" herkend door:

63 %	van de Nederlanders;
32 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.