toetsten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toets·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftoetsen

toetsten (...) af

  1. meervoud verleden tijd van aftoetsen
    • Wij toetsten af. 
    • Jullie toetsten af. 
    • Zij toetsten af. 

Gangbaarheid