toets af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toets af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aftoetsen |
toets (...) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftoetsen
- Ik toets af.
- gebiedende wijs van aftoetsen
- Toets af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftoetsen
- Toets je af?
Gangbaarheid
- Het woord toets af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.