thuiswerkalarm
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: thuiswerkalarm (hulp, bestand)
- IPA: /tœːsʋɛrkalɑrṃ/
Woordafbreking
- thuis·werk·alarm
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van thuiswerk zn en alarm zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuiswerkalarm | thuiswerkalarmen |
verkleinwoord | thuiswerkalarmpje | thuiswerkalarmpjes |
Zelfstandig naamwoord
het thuiswerkalarm o
- bij slecht weer kunnen Belgische werknemers na afspraak met hun werkgever van thuis uit telewerken
- Het weerbericht bevestigde deze morgen het thuiswerkalarm.