terugverwacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·ver·wacht
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugverwachten

terugverwacht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugverwachten
    • ... dat ik terugverwacht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugverwachten
    • ... dat jij terugverwacht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugverwachten
    • ... dat hij terugverwacht. 
  4. voltooid deelwoord van terugverwachten