terloops

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·loops
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen terloops terloopser terloopst
verbogen terloopse terloopsere terloopste
partitief terloops terloopsers -

Bijvoeglijk naamwoord

terloops

  1. zijdelings, een bijzaak zijnde:
    •  Die terloopse opmerking was toch best belangrijk.
     Docent Lagergren vermeldde het terloops bij de eerste les en daarmee was de kous af.[2]

Bijwoord

terloops

  1. onopvallend tussen andere dingen, alsof het er niet toe doet: dit feit wordt terloops vermeld
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. terloops op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be